Hannah
- sopnietje
- 28 jun 2015
- 8 minuten om te lezen
Hij herkende iets van het liedje dat door de luidsprekers klonk. Hannah had hem de tekst geleerd. Ze zat in dezelfde barak als hij, en sliep onder haar. Was Hannah nu maar hier, zij had hem sowieso aan de hand genomen. Nu liep hij hier alleen, tussen kinderen die veel groter waren dan hij. Hij herkende niemand die eerder in de stapelbedden naast hem hadden gelegen. “Und wir tragen im Brotsack. Ein stückchen brot,” mompelde hij zachtjes mee op de melodie van de muziek. Hij wist niet precies wat hij zong, het leek te gaan over brood. Hannah had hem verteld dat zij het liedje had moeten leren, dus hij ook. Maar voor haar was dat makkelijk, hij vond de Duitse taal maar ingewikkeld. “Reihe bilden bitte!” De kinderen om hem heen bleven vrolijk zingen. Hij werd iets opzij geduwd en struikelde bijna over zijn broekspijp. Het pak dat hem aangereikt was bij aankomst in het kamp was hem veel te groot. Met één hand hield hij de pijpen ter hoogte van zijn knieën omhoog. Zijn andere hand gebruikte hij om staande te blijven in de menigte kinderen. “Einsteigen!” Voor hem stond een grote vrachtwagen met open laadbak. Weinig geduldig klommen de kinderen in de bak. Hij zette een voet op de rand van het opstapje aan de achterkant van de laadbak en hield nog steeds onhandig zijn broek vast. Zijn pijpen zagen grijs van de modder die de sneeuw had achtergelaten op het pad. Een meisje reikte hem haar hand aan. Hij pakte haar vast en probeerde zijn andere voet op de laadbak te zetten, maar hij was te klein. Ze hurkte en stak haar beide handen uit. Hij deed een stapje naar voren zodat ze hem vast kon pakken en hem in de laadbak kon tillen. “Dankjewel.” Het meisje keek hem glimlachend aan. Om hem heen zag hij nog vijf andere vrachtwagens, die volstroomden met kinderen. Zijn oog viel op de grote groep mensen een stuk verderop, links van de wagens. Mannen en vrouwen leken hen aan te moedigen. Ze sloegen wild met hun armen in de rondte en riepen dingen naar de kinderen en de strenge mannen om hen heen. De muziek stond zo hard dat hij niet kon horen wat ze zeiden. Duitse officieren stonden als een muur tussen hen in en hielden de mensen tegen. Toen zag hij een bekend gezicht. “Mama!” Hij probeerde zich tussen de kinderen om hem heen naar achteren te bewegen. Ondertussen waren de kinderen gestopt met zingen. Sommigen van hen keken verbaasd om zich heen, anderen riepen net als hij dingen richting de groep volwassenen. Hij greep zich stevig vast aan de rand van de laadbak. “Mama!” riep hij dit keer nog harder. Hij wist het zeker, het was zijn moeder. Met een schok kwam er beweging in de wagen waar hij in stond. “Mam!” de tranen rolden over zijn wangen. Langzaam begon de wagen te rijden. Het gezicht van zijn moeder werd steeds kleiner, tot het verdween achter een van de gebouwen die hij achter zich liet.
Hij had geen idee waar ze heen gingen. De reis duurde al even, de kinderen om hem heen hadden zich ondertussen als een puzzel in elkaar gevlochten op de bodem van de laadbak. Sommigen lagen, snikten zachtjes en anderen staarden voor zich uit. Hij had een plaatsje aan de rand van de wagen gevonden en leunde met zijn ene arm op de rand. Waarom hadden ze hem bij zijn moeder weggehaald? Zou mama ook nog komen? Hij voelde dat ze langzamer gingen rijden. Zouden ze er zijn? Hij draaide zich om naar de voorkant van de wagen en zag grote hekken aan beide kanten van de wagen. Voor hem kwam een grote ijzeren poort steeds dichterbij. Er stonden letters bovenaan de poort. ARB- het was een hele zin. Op school kwam hij nog niet veel verder dan woorden met vier letters. Voor hij het wist waren ze onder de poort door. Hij keek achterom, maar kon in spiegelbeeld de letters al helemaal niet meer lezen. Ze reden langs een groot stenen gebouw, dat eindeloos lang leek te zijn. Toen sloeg de wagen linksaf, onder een doorgang door in het gebouw. Hij werd op en neer geschud door de wagen, die over een stuk van een spoorrails reed. “Aussteigen und reihe bilden!”
De wagen stopte. Hij verstond de dikke mevrouw in het groene pak niet. De kinderen om hem heen stonden op. Hij liet zich meevoeren met de groep en sprong de laadbak uit. De eerste kinderen waren al begonnen met rijen vormen. Een strenge man met hetzelfde pak als de dikke mevrouw duwde hem richting een rij met kinderen. “Levi. S! Rothschild, V!” Een voor een begonnen de kinderen uit de rijen te lopen richting de officier die de woorden riep. “Davids, T! Löwe, H!” Een lang meisje met donkerblond haar stapte uit de rij. Hij kneep zijn ogen iets dicht. Hannah? Het was Hannah! “Hannah!” Hij wilde op haar af rennen. “Schnauze!” De officier die hem net de rij in duwde hield een grote knuppel voor zijn benen en keek hem kwaad aan. Hij voelde tranen in zich opkomen. Hannah had hem niet gehoord. Ze liep door naar de officier en verdween tussen de grote mensen. “Cohen, O!” Dat was zijn achternaam. Zou hij nu moeten lopen? Niemand anders uit de rij reageerde op deze woorden. “Cohen, O!” herhaalde de officier. Aarzelend deed hij een stapje vooruit. De man met de knuppel gaf hem een kleine tik in zijn knieholtes. Hij versnelde zijn pas en liep naar de officier, die hem doorstuurde naar een man aan een tafeltje. “Otto Cohen?” De man keek hem aan. “Ja.” De man knikte en seinde iets door zijn hoofd naar achteren te zwaaien. “Tempo.”
Voor het eerst snapte hij wat een Duitse man tegen hem zei. Gauw liep hij door in de richting van de andere kinderen. Hij werd een linkerrij in geduwd.
Het leek erop dat hij in een ander kamp was terechtgekomen. Het was er een stuk groter dan waar hij heen was gegaan met zijn moeder. Het lange stenen gebouw waar ze langs waren gereden leek een soort poort te zijn, die het kamp afsloot van de weg waarlangs ze het kamp binnen waren gereden. De spoorweg waar ze met de vrachtwagen een stukje over heen waren gegaan, bestond uit meerdere rails en liep dwars door het kamp heen. Aan weerszijden van de rails lagen overal grote houten barakken, netjes in rijen achter en naast elkaar. Het waren er ontelbaar veel. Hij liep met de groep waar hij achteraan moest langs de spoorlijn. Hier en daar stonden dunne mannen met bezems in hun hand. Hun hoofden waren kaal en ze droegen het zelfde pak als hijzelf. Ze keken hem doordringend aan. Hij wendde zijn hoofd af en keek weer voor zich. Aan het eind van de rails lagen twee grote gebouwen met allebei een enorme schoorsteen erop. Ze zagen er anders uit dan de rest van de gebouwen op het terrein. Misschien kwam het doordat ze geen ramen hadden. De barak waar hij in moest lag een stukje verderop. Hij leek op die in het vorige kamp. Drie lange rijen houten stapelbedden liepen tot aan het eind van het gebouw door. Hij voelde aan een van de bedden, het dunne matras veerde niet mee. Hij wilde zich laten zakken op het bed, maar werd tegengehouden door een hand op zijn schouder.
“Wegwezen, hier slaap ik.” Een dunne jongen die veel groter was dan hij keek hem boos aan.
Snel stond hij op. Hij liep zo ver mogelijk bij de lange jongen vandaan. Aan het eind van de barak zag hij een leeg bed. “Mag ik hier?”
“Entschuldigung?”
Hij wees naar het bed.
“Ja!” Het jongetje in het bovenste bed naast hem knikte enthousiast.
“Dankje.” Hij kroop op het bed en trok zijn knieën naar zijn gezicht. In het vorige kamp sliep hij boven, dat had hij veel liever gewild. Beneden leek de stank veel erger en hij kon er niet ver kijken. Hij sloot zijn ogen. Het matras prikte in zijn zij.
“Herrkommen!” Een schelle stem klonk door de ruimte. Hij deed zijn ogen open en was even verbaasd over wat hij om zich heen zag. Toen herinnerde hij zich weer waar hij was. Alle kinderen liepen al richting de deur, waar de stem vandaan kwam. Snel klauterde hij uit bed en liep hij de groep achterna. Buiten klonk weer kindermuziek. Ditmaal een liedje dat hij nog niet kende. Zou hij dit ook uit zijn hoofd moeten leren? Daar had hij toch echt Hannah voor nodig. Hij herinnerde zich het moment bij aankomst in het kamp weer. Ze moest hier ergens zijn. Hij keek om zich heen, maar liep alleen met de kinderen uit zijn barak. Hij tikte er een paar aan en zei haar naam. De kinderen keken hem onbegrijpend aan. Sommigen schudden nee. Hij liet zijn hoofd hangen. Langzaam sjokte hij achter de groep aan.
“Psst!”
Hij keek op. Het geluid kwam van links, maar hij liep net langs een barak.
“Psssst!”
Nu kwam het achter hem vandaan. Hij hield zijn pas in en keek om. Voor hij zag wie er achter hem stond voelde hij twee handen in zijn rug die hem vooruit duwden.
“Laufen.” Het was Hannah. Ze kwam naast hem lopen.
“Hannah!” Eindelijk was hij niet meer alleen.
“Wir können da nicht hingehen.” Ze wees naar het grote gebouw met de schoorsteen waar ze op af liepen. “Wir müssen hier raus. Weg. Hier.” Hannah probeerde zo makkelijk mogelijk voor hem te praten, zodat hij haar verstond. Ze keek hem amper aan en volgde alles wat er om haar heen gebeurde.
“Moeten we hier weg?”
Ze knikte.
“Waarom?”
“Nichts, komm. Schnell.” Ze pakte zijn hand vast, liep een stukje met de groep mee en trok hem toen achter een barak, terwijl de rest doorliep. Samen schuifelden ze langs de barak, met hun lichamen zo dicht mogelijk tegen de muur aan gedrukt. Ze stak haar hoofd om de hoek van de barak en gaf een klein rukje aan zijn hand. “Diesen weg.”
Hannah was een stuk ouder dan hij, en vast ook een stuk wijzer. Ze had hem, ondanks dat ze elkaar nauwelijks verstonden, al veel geleerd in het vorige kamp. Hij voelde zich veilig bij haar. Zonder iets te zeggen volgde hij Hannah, tot ze stopten aan de rand van een gebouw. Op een paar meter afstand van hen stond een hoog hek, helemaal vol met prikkeldraad. Tussen het ijzer van de draden door zag hij een groot open veld, met daarachter een bos. Hannah tikte hem aan. Ze wees naar een paal, waarnaast de grond iets was uitgediept. Alsof iemand er was begonnen een kuil te graven, maar het niet had afgemaakt.
“Is dit niet verboden?” Zijn hart begon sneller te bonken.
“Es ist besser. Bleib hier.” Ze duwde hem stevig tegen de muur en stak haar hoofd weer langs de barak.
“Halt! Was machst du da?” Een strenge stem klonk achter de barak.
“Nichts, nichts.” Hannah leek te stamelen. “Ich bin verloren.” Ze stapte van hem weg en zwaaide achter haar rug driftig met haar hand.
“Mitkommen.”
Hij hield zich stevig tegen de muur gedrukt. Moest hij niet met Hannah meegaan? Hij aarzelde. Voorzichtig zette hij een stapje naar rechts, terwijl hij zich nog steeds dicht tegen de barak aan bleef drukken. Hij stak zijn hoofd om de rand van de barak. Hannah was al een stuk verder. Ze liep naast een man in een groen pak, die haar hardhandig bij haar elleboog vasthield. Toen verdwenen ze om de hoek. Hij zette het op een rennen. Hij mocht haar niet kwijtraken. Vlak voor het laatste gebouw hield hij zich in. Schuin rechts van hem lag het gebouw met de schoorsteen. Hannah had zich aangesloten bij de rij kinderen die het gebouw binnenliepen. Achter haar stonden drie mannen in dezelfde groene pakken. Een van hen was de man die haar net vast had. Hannah werd als laatste het gebouw naar binnen geduwd. Een van de mannen gaf haar een flinke duw. Ze viel naar binnen. Achter haar sloten de mannen de grote ijzeren deuren. Er zat niets anders meer op. Hij rende zo snel hij kon terug naar het hek waar de kuil naast zat en begon met zijn vingers in de grond te graven. Het zand was koud en hard, geen wonder dat de kuil nog niet af was. Het zand onder zijn nagels deed pijn, maar hij bleef doorgraven. Zonder om te kijken bleef hij met zijn handen de grond voor hem wegkrabben. Toen het gat groot genoeg leek, stak hij zijn hoofd onder het prikkeldraad door. Het paste. Hij stak zijn armen door het gat en hield zich zo dicht mogelijk bij de grond. Met zijn vingers stevig in het zand voor hem, trok hij zijn lijf door het gat, onder het hek door. En toen zette hij het op een rennen.
Comments