top of page

FOLLOW ME:

Opa

  • sopnietje
  • 14 apr 2015
  • 3 minuten om te lezen

Toen ik klein was, had ik nog een opa. Hij was extra bijzonder, want hij was mijn enige. Een andere opa of oma had ik nooit gehad. Mijn opa was mijn maatje. Hij leerde mij van alles, van lezen tot het plakken van mijn fietsband. We deelden ook geheimen. Zo wist hij van mij dat ik bang was voor onweer en wist ik van hem dat hij kon vliegen. Dat laatste zou hij mij zelfs nog leren. Maar een week voor hij dat zou doen, was hij er plots niet meer.

Een tijdje later ontdekte ik dat vliegen helemaal niet kon. Vogels konden vliegen, mensen deden dat soort dingen niet. Mijn moeder zei het me toen ik op het dak van de schuur was geklommen nadat ik haar glazen schaal kapot had laten vallen. Ik stond op het punt om te springen toen ze riep: “Jongedame, kom daar van af! Hou op met je stomme spelletjes en word nou eens groot. Vogels kunnen vliegen, mensen doen dat soort dingen niet!” Ik was boos op mijn opa en wilde hem nooit meer zien. Erg moeilijk was dat niet, want zijn fotolijstje draaide ik om en opa zelf lag toch onder de grond.

Met de tijd zakte mijn woede en na een jaar mocht opa weer op mijn nachtkastje staan. Het vliegfiasco had ik weggestopt uit angst nooit groot te worden en het lukte, want ik groeide op. Tot op een dag, een hele puberteit verder en een week voor de dag van nu.

Ik had van mijn leven een bende gemaakt. Na weken vol met ruzie had ik mijn vriend zo tot waanzin gedreven dat ik met mijn spullen op straat stond. Mijn studie zette ik in de bijlage van mijn to do list en ook van werk kwam met mijn dagelijkse kater niet bar veel. Ik deelde mijn dagen in met slapen in telkens een ander bed dat mij aangeboden was en beleefde de nachten dubbel. Pas toen mijn bankrekening leeg was en ik mij besefte dat dit de toekomst ook niet kon zijn, besloot ik terug te gaan naar mijn oude huis.

Daar deed hij open. Met een gezicht waar de afkeer van af te lezen was, liet hij me langs zich de deur binnengaan. “Wat kom je doen?”

“Ik kom het goedmaken,” zei ik. Ik keek hem recht aan.

“Nu al?” Hij trok een wenkbrauw op. “Ik denk dat je wel kunt gaan.”

En toen kwam de stortvloed. Alle emoties die ik in me had weggestopt kwamen er als een waterval uit. Tranen met tuiten huilde ik terwijl ik mijn hart aan hem bloot legde.

Hij pakte me vast. “Lot, Lot, doe eens rustig. Ik weet dat je het niet wilt horen, maar ik heb nagedacht. Ik wil het niet meer, ik kan het niet meer.”

Ongemakkelijk wurmde ik me uit zijn omhelzing. Ik zei niks en liep de kamer uit richting de voordeur.

“Het spijt me Lot.”

Ik trok de deur achter me dicht.

Ik voelde me de glazen schaal van mijn moeder, die ik jaren daarvoor in duizend stukjes had laten vallen. Ik had naar haar geluisterd, maar was nooit groot geworden. Ik was zelfs kleiner dan ooit. Buiten spreidde ik mijn armen en trok ze weer terug. Hij had het me nooit geleerd, maar wel eens verteld. Aarzelend hief ik mijn armen weer omhoog, tot mijn handen ter hoogte van mijn schouders naast me rustten. Ik moest een soort zwembeweging maken, hoorde ik hem nog zeggen. Vanuit gespreide positie bracht ik mijn handen boven mijn hoofd en weer terug naast mijn schouders. Ik herhaalde de beweging met meer kracht, en nog eens, en nog eens. Langzaam voelde ik mijn voeten loskomen van de grond onder me. Met nog meer kracht en nog meer overtuiging bleef ik de zwembeweging herhalen. Met grote halen schoot ik de lucht in. Het voelde precies alsof ik zwom, maar dan recht omhoog. Pas toen ik ver boven de bomen was en ik de zwaartekracht niet langer aan mijn benen voelde trekken, durfde ik te stoppen met zwemmen. Ik zweefde in de lucht.

 
 
 

Comments


  • Facebook Clean Grey
  • Twitter Clean Grey
  • Instagram Clean Grey

RECENT POSTS: 

SEARCH BY TAGS: 

© 2013 by Sophie van der Meer

  • b-facebook
  • Twitter Round
  • Instagram Black Round
bottom of page